maandag 28 januari 2013

Basispatroon Mini Visserstrui

Visserstruien, ganseys en geansaidh worden allemaal volgens hetzelfde basispatroon gebreid. Gebruik 4 of 5 breinaalden zonder knop en / of een rondbreinaald en garen in de kwaliteit die je hebben wil.


Wij gebruiken voor de mini's een 4-draads sokkenwol voor naalden 3 mm en breien de truien op naalden 2.5 mm. Voor één mini heb je aan een bol van 100 gram (ca 420 m) ruim genoeg.
Alle mini's hebben hetzelfde basispatroon, tenzij anders in de tekst wordt aangegeven.

Bij het breien van visserstruien wordt er gerekend met verhoudingen:
  • De (over)wijdte van de trui is naar de wens van de gebruiker.
  • De hoogte van onderboord, mouwboorden en halsboord zijn naar de wens van de gebruiker.
  • De schouder wordt aan elkaar gebreid.
  • De truien hebben een mouwspie voor de bewegingsruimte.
  • De hoogte van het begin van de mouwspie tot de schouder is ongeveer 1/3 van de totale hoogte.
  • De mouwen worden van boven naar beneden gebreid.
  • De truien hebben vaak een halsspie voor de pasvorm.
  • Het aantal steken voor de hals is ongeveer 1/3 van het totale aantal steken.
  • Voor het gemak van de breister wordt er vaak een naadsteek gebreid, de ene toer 1 st recht aan beide kanten, de volgende toer 1 st averecht aan beide kanten. Dit is afhankelijk van het patroon en wat de breister wil.
  • De naadsteek wordt ook veel gebruikt in de ondermouw om het begin van de toer aan te geven. Er wordt aan weerszijden van de naadsteek geminderd.
Gebruikte afkortingen:
  • st = steek / steken
  • r = recht
  • av = averecht
  • 2 - 2 = 2 st r en 2 st av
  • oms = omslag
  • sm = samen
  • ov = overhalen
  • tr = toer of toeren
  • nld = naald of naalden
Panden:
Zet 120 st op. Verdeel de st over 3 of 4 nld. Brei boordsteek 2-2 tot de gewenste hoogte. Wij houden ongeveer 4 cm aan.


Brei vanaf het onderboord volgens het patroon van de gewenste visserstrui. Voor deze basistrui kun je tricotsteek breien. Brei aan weerszijden een naadsteek. Voor- en achterpand bestaan dan uit 59 st.

Brei tot 2/3 van de totale hoogte van de panden. In dit geval is dat 17 - 18 cm.


Mouwspie:
Brei vanaf dit punt aan weerszijden de mouwspie. Meerder voor de mouwspie aan weerszijden van de naadst 1 st in elke 2e tr. Meerder tot de mouwspie een breedte heeft van 10 st + 1 naadst.

Mouwspie bij de pijl
Verdeel nu het werk in voor- en achterpand. Zet de st van de mouwspie + de naadst op een stekenhouder.
Brei voor- en achterpand tot de gewenste totale hoogte, brei 1 naadst mee bij het voor- en 1 naadst bij het achterpand = 60 st.


Schouder en halsspie:
Brei de schouders aan elkaar. Kant in dezelfde nld de st voor de schouder af, 1 schouder = 20 st voor en 20 st achter. Bij het afwerken van de schouder wordt tegelijk de halsspie gebreid:

Brei de halsspie als volgt:
Brei de laatste st van de schouder, brei 1 st van het voorpand, haal de volgende st af, sla de draad om deze st en zet de st terug op de linker breinld. Keer het werk.
Brei de 2 st + 1 st van het achterpand, haal de volgende st af, sla de draad om deze st en zet de st terug op de linker breinld. Keer het werk.
Herhaal dit tot er 10 st voor de halsspie op de nld staan.

Brei dit ook bij de andere schouder. Er staan nu voor de hals 40 st op de breinld.

Staan er 1 of 2 st meer of minder op de breinld voor de hals? Geen probleem, meerder of minder in de eerste tr van het halsboord tot 40 st.

Brei het halsboord tot de gewenste hoogte. Brei boordst 2-2. Naar keuze: brei een gaatjes-rand voor het koordje ongeveer halverwege: *2 st r, 1 oms, 2 st r sm*, herhaal dit voor de hele tr.
Brei de volgende tr weer boordst 2-2.

Kant de st bij de gewenste hoogte af zoals ze zich voordoen (dus r boven r en av boven av).

De mouwen:
Het aantal st voor de mouwen is, afhankelijk van het patroon, ongeveer de helft van het totale aantal st voor de panden + de mouwspie.
De mouwen worden van boven naar beneden gebreid.

Begin bij de naadst in de mouwspie. Brei deze st + 5 st van de mouwspie, neem daarna gelijkmatig verdeeld 30 st op langs het ene pand en 30 st langs het andere pand (= 60 st opnemen). Brei dan de andere helft van de st van de mouwspie.

Minder eerst de spie uit de mouw: minder in elke 2e nld aan beide kanten van de mouwspie 1 st. Als je een stekenrandje langs de spie wil: minder aan het begin van de tr door 2 st r sm te breien. Aan het einde van de tr: haal 1 st r af, brei de volgende st, haal de afgehaalde st over de gebreide st.
Als je géén stekenrandje langs de mouwspie wil minder je net andersom. Minder tot alleen de naadst over is.

Minder daarna in elke 3e nld aan weerszijden van de naadst 1 st. Doe dit op dezelfde manier als voor de mouwspie.
Brei de mouw tot de gewenste lengte. De lengte die wij aanhouden, zonder mouwboord, is vanaf de 'zíjnaad'  tot aan andere kant van de hals. Minder eventueel in de laatste naad voor het mouwboord tot 24 st.
Brei dan nog boordst 2 - 2 en kant de st af zoals ze zich voordoen.

Koordje:
In Zeeland hebben we tot nu toe één trui met pompons gevonden. Alle andere truien zijn óf met kwastjes óf zelfs helemaal zonder koordje.
Draai een koordje van dezelfde wol als de trui. Maak een knoop in beide uiteindes en zorg dat er een kwastje overblijft. Rijg dit koordje door de gaatjes. Sluiten met een platte knoop.

maandag 21 januari 2013

Voortbreiend inzicht

In de maanden dat we op zoek zijn naar de Zeeuwse visserstruien hebben we relatief veel foto's gevonden. Relatief, omdat watersnoden en branden veel materiaal hebben vernield: in 1906 en 1953 een watersnood en in mei 1940 de beschieting van Middelburg.
Bij deze beschieting wordt de hele binnenstad van Middelburg verwoest. Dat is een ramp, ruim 600 panden gaan in vlammen op. Een tweede ramp is dat enkele jaren daarvóór veel archieven van Zeeuwse gemeentes in Middelburg zijn opgeslagen, zodat ze veilig bewaard kunnen worden. Meer lezen? Klik dan hier.

Foto: Zeeuws archief
Daarom: relatief veel foto's. Van de Arnemuidse vissers vinden we er een groot aantal. Wij vragen ons af hoe het komt dat er juist van deze vissers veel foto's zijn. Een verklaring zou kunnen zijn dat het eiland Walcheren gemakkelijk bereikbaar is. In 1871 wordt de Sloedam bij Arnemuiden aangelegd. Deze dam verbindt de eilanden Walcheren en Zuid-Beveland. Over de dam ligt een spoorlijn die Bergen op Zoom met Vlissingen verbindt. Die spoorlijn is een belangrijke verkeersader. Over snelweg kan men pas vanaf 1977 van Bergen op Zoom naar Oost-Souburg / Vlissingen.


Walcheren is door de Sloedam beter bereikbaar dan de eilanden Tholen, Noord-Beveland, Duiveland en Schouwen. Bovendien rijdt er een stoomtram over het eiland: Koudekerke, Biggekerke, Zoutelande, Westkapelle, Aagtekerke en Domburg zijn per tram bereikbaar. Een zijspoor is er van Koudekerke naar Vlissingen.

Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw is Domburg een mondaine badplaats, er komen veel rijke gasten uit het buitenland. Bovendien is het eiland Walcheren geliefd bij kunstenaars vanwege het mooie licht. Naast schilders komen er ook fotografen; Charley Toorop, Eva Besnyö en Wilhelm Tobien zijn hiervan enkele namen.

De fotografen kijken door hun lens graag naar de typisch eigen beelden van het eiland. Daar horen de vissers vast ook bij. Hét voorbeeld is onderstaande foto: die werd gemaakt om als prentbriefkaart te versturen.


In andere vissersplaatsen zijn we helemaal afhankelijk van plaatselijke fotografen en wat er in archieven, schoenendozen en sigarenkistjes bewaard is gebleven. De foto's uit de archieven zijn dan weer afkomstig van de eigenaren van die schoenendozen en sigarenkistjes..... De kwaliteit van veel van de foto's laat zich raden.


Hoe lossen we dit probleem op. Vaak is er goed te zien dat er een visserstrui wordt gedragen. Hoe het echte patroon dan is, is van alleen een foto lastig te achterhalen. Door de hoek waarin de foto is genomen en de lichtval kan één patroon er op twee foto's heel verschillend uit zien.
Daarom besluiten we de 'trial and error' methode toe te passen. We gaan BREIEN. Door het breien komen patronen tot leven. Soms klopt een patroon in één keer, zoals de Arnemuidse patronen. Dat is niet zo moeilijk, die zijn goed gedocumenteerd.
Soms stuit je op een verrassing. Dan is het patroon aan de goede kant nét anders dan je op de foto ziet. Tot je het breiwerk omdraait en de achterkant haar geheimen prijsgeeft.


We overleggen over wat we met de patronen gaan doen. De meeste zijn ruim 100 jaar oud. We vinden het niet juist om deze basispatronen als ons 'eigendom' te beschouwen. Ze werden een eeuw geleden in grote armoede gebreid en doorgegeven van moeder op dochter.

Daarom willen we de basispatronen graag met jullie delen. Zoals gezegd, hiervoor gebruiken we de trial and error methode. Dat kost tijd. We breien mini's. Een trui op groot formaat kost op dit moment te veel tijd en materiaal.


Vanaf volgende week plaatsen we regelmatig een patroon. Verwacht geen uitgebreide brei-beschrijving. Het eerste patroon bevat de basis van de mini visserstrui. Die is in principe voor elke trui hetzelfde. Daarna volgen de teltekeningen van de verschillende truien.
Voor een trui op 'waar formaat' zal ieder voorlopig zelf aan de slag moeten met het omrekenen van de maten.

maandag 14 januari 2013

Fabels en Feiten - Een vreemde taal

Eén van de verhalen die gaan over de (Nederlandse) visserstruien is dat de vissers die droegen 'om herkenbaar te zijn in een land waarvan ze de taal niet spraken'.

Dat kan. Wij vragen ons echter af of dit klopt. Immers, als je per jaar enkele maanden in een ander land verblijft en afhankelijk bent van (ruil)handel aldaar dan leer je de taal toch spreken in de praktijk? Als we denken aan bijvoorbeeld de Duitse toeristen die jaarlijks Zeeland bezoeken: zij spreken vaak Nederlands. Dat is met een accent maar zij kunnen zich goed verstaanbaar maken.


De Scheveningen 77 loopt Lerwick binnen, ca. 1920
We besluiten het te vragen aan mevrouw Ineke van de Craats, wetenschapper en onderzoeker. Zij is verbonden aan de faculteit taalwetenschap van de Radbout Universiteit in Nijmegen. Haar specialiteit is het aanleren van een tweede / vreemde taal.

Wij leggen haar deze vraag voor:

In eerdere onderzoeken naar Nederlandse visserstruien wordt gesteld dat vissers hun truien droegen  'om herkenbaar te zijn in een land waarvan men de de taal niet sprak'. Wij hebben hier wat vraagtekens bij.
Nederlandse vissers verbleven soms een hele periode in Schotland of Engeland. Zij hadden intensief contact met de bevolking, handelden in vis en andere goederen en kwamen daar jaarlijks terug.
Hoewel de vissers geen schoolopleiding hebben gehad achten wij het waarschijnlijk dat deze vissers de Engelse (Schotse) taal wel een beetje beheersten, geleerd in de praktijk. Is dit een gedachte die steek zou kunnen houden?

Dit is haar antwoord:


Het is terecht dat je daar vraagtekens bij zet.


Al honderden, zo niet duizenden jaren zijn handelslieden de wereld in gegaan. Ze hadden vaak op basaal niveau taalcontact met de mensen die hun waar kochten en zo zijn er zogenaamde Pidgin-talen ontstaan. Pidgin-talen hebben weinig grammatica omdat  het voor volwassenen nu eenmaal moeilijk is de grammatica van een nieuwe taal te ontdekken zonder hulp en je die eigen te maken. 


Je moet daarbij ook denken aan talen die ontstaan zijn op de plantages tussen slaven uit Afrika en hun bazen in Amerika. Als die mensen kinderen krijgen, blijken de kinderen in staat spontaan grammatica te geven aan zulke pidgintalen. We spreken dan van Creooltalen (denk aan Sranan Tongo, Papiamentu, Creeols op Haïti, enz.). Die vissers zullen zeker een aardig mondje Engels hebben gesproken, ze zullen zeker veel woorden gekend hebben zonder die volledig grammaticaal aan elkaar te rijgen.



De middelste visser op de foto in Lerwick wordt bij name genoemd:
Pieter Vrijland , foto gemaakt in de jaren '20
Het is soms juist ook handig om als vreemdeling herkend te worden (vandaar die truien) omdat de mensen om je heen een beetje meer ermee rekening houden dat je niet alles zomaar verstaat en wat langzamer gaan praten of je meer gaan helpen. Dat effect wordt ook bereikt door niet bijna voortreffelijk te spreken maar je accent te laten horen. Ze kunnen ook gevonden hebben dat die truien bij hun identiteit pasten en zich daar lekker bij gevoeld hebben.

Het zegt niet zoveel of je een taal op school gehad hebt. Er zijn zoveel tweetaligen op de wereld die hun tweede taal spontaan, in de praktijk geleerd hebben: denk aan Indianen in Zuid-Amerika die meerdere talen beheersen, aan de bewoners van dorpen in Afrika, bijv. in Togo, of Ghana waar iedere paar dorpen hun eigen taal hebben. Het zijn ook nog vaak analfabeten die meerdere talen spreken. Je ziet alles is betrekkelijk.


Als we de lijn doortrekken naar onszelf: wij rijden graag met onze continentale auto met kaasplankjes (kentekenplaten) in de UK. Niet omdat we de taal niet spreken. Wel omdat de Britten dan kunnen zien dat wij het links rijden niet gewend zijn. We kúnnen het wel, maar het gaat ons niet zo goed af als de Britten zelf. Door die kaasplankjes zien zij dat ons stuur 'verkeerd' zit en dat we mogelijk wat meer moeite hebben met het inschatten van omgekeerde verkeerssituaties (rotondes).

In de praktijk blijkt (dat weten we omdat we ook wel eens met een Britse huurauto rijden) dat er dan inderdaad rekening met je wordt gehouden. In de huurauto zijn we niet herkenbaar als 'from Europe ;-)' en worden we in het verkeer behandeld als elke andere Brit.


Nederlandse kuipers verwerken in Lerwick de vangst aan boord
Conclusie: de vissers hebben wel voordeel van het dragen van hun Nederlandse kleding. Zoals we al eerder opmerken: zij worden herkend aan bijvoorbeeld hun klompen of broek. Dit is echter niet omdat zij de taal niet spreken.

De foto's bij dit bericht zijn afkomstig uit het archief van het Shetland Museum, net als de informatie die bij de foto's gegeven wordt.

maandag 7 januari 2013

Fabels en Feiten - herkomst van de gansey

In eerdere berichten hebben we al geschreven over de reikwijdte van de vissers en hun schepen. Om de geschiedenis van visserstruien te kunnen begrijpen gaan we terug naar Groot Brittannië.

De Britten zijn het zelf niet eens over hoe en waar de visserstrui precies is ontstaan. Eén verhaal is dat de gansey (zoals de visserstrui in Groot Brittannië heet) ontstaan zou zijn op Guernsey. Op dit eiland is al in de 15e eeuw een brei industrie waar bijvoorbeel kousen worden gemaakt. Voor het vervolg houden we deze versie voor 'waar' aan. Als we het tegendeel kunnen bewijzen komen we er op terug.

Foto: Gansey.co.uk
Er gaan verhalen dat de gansey oorspronkelijk als ondergoed zou zijn gedragen en vervolgens evolueert naar 'bovengoed'. Als de gansey inderdaad oorspronkelijk van Guernsey afkomstig is, is dit onwaarschijnlijk.
Het ondergoed was namelijk bekend als 'jersey'. Inderdaad, van het gelijknamige eiland. Een kenner schijnt het verschil tussen een gladgebreide gansey (bovengoed) en een gladgebreide jersey (ondergoed) te kunnen zien.
Zeker is wel dat lord Nelson in 1805 de gansey tot onderdeel van het marine uniform maakt. Of dit een gebreide of een geweven gansey was is niet helemaal duidelijk. Het is in ieder geval  'bovengoed'.

Waar de Britten het wel over eens zijn is dat de gansey zich van het zuiden naar het noorden verspreidt. Het kernwoord hier blijkt 'haring' te zijn. De haring trekt van zuid naar noord, of andersom (afhankelijk van het jaargetijde) over de Noordzee.
De haringvissers trekken met de haring mee. Nu zou je verwachten dat de vissers de ganseys mee nemen naar hun thuishaven. Het blijken echter niet de vissers maar vooral de gutters te zijn die de gansey verspreiden.


Foto: Shetland Museum and archives
Behalve de vissers trekken namelijk ook de gutters (haringkakers) van noord naar zuid langs de Britse kust. Deze gutters zijn vaak vrouwen. Net als met de paardentand staat ook de vrouwenhand niet stil. Als er niet gewerkt wordt, wordt er gebreid.
Mooi is dat de gutters de gansey steeds verfijnder maken. Hoe verder naar het noorden, hoe ingewikkelder de patronen. Het hoogtepunt ligt hier letterlijk én figuurlijk in Schotland (inclusief de Shetlands). In Schotland wordt (ook) Gaelic gesproken. Het Gaelic woord voor 'gansey' is 'geansaidh'.

De tot nu toe oudste foto die we hebben kunnen vinden met een bewerkte gansey dateert uit 1880. De bekende foto van vissers in Vlissingen is van 1891, slechts 11 jaar jonger.

Foto: Beeldbank HVA

Vrij zeker is dat de Nederlandse haringvissers die op de Shetlands komen de ganseys meenemen naar Nederland, net zoals dat gebeurt met de Itse muts in Marken. Mogelijk is er ook nog een connectie wat zuidelijker, met de botvisserij. Echte bewijzen hiervoor hebben we nog niet kunnen vinden. Het breigoed wordt geruild voor bijvoorbeeld thee of tabak.


Foto: Shetland Museum and archives

Voor Zeeland lijkt het kernwoord niet 'haring' maar 'mossel' te zijn. Vanaf 1890 vinden we in het archief van het Shetland museum Nederlandse vissers in ganseys. Ze zijn ondermeer afkomstig van Marken en Urk. Rond 1870 zijn de mosselbanken in de zuidelijke Nederlanden vrijwel uitgeput en gaan Zeeuwse vissers over de Zuiderzee naar het noorden om op de Waddenzee mosselzaad te vissen. In 1891 wordt de foto van de Arnemuidse vissers in Vlissingen gemaakt.

Tijdens de dagen dat er niet gevist kan worden en men verwaaid ligt ergens in een haven is er contact tussen vissers uit verschillende plaatsen.
We gaan er op dit moment van uit dat de mosselvissers de vissertrui hebben meegenomen naar het zuiden van Nederland. Als dit klopt is de verspreiding langs de Friese, Hollandse en Zeeuwse kust snel gegaan. Binnen één decennium dragen veel vissers dergelijke truien.

woensdag 2 januari 2013

Nieuw jaar, nieuw onderzoek

De feestdagen liggen net achter ons. Daarom was het even stil op deze blog. Voor dit jaar wensen we ieder veel geluk, gezondheid en voorspoed.

Afbeelding: Beeldbank HVA
Wij willen iedereen die in de afgelopen maanden, vaak spontaan, met informatie kwam hartelijk bedanken. De verscheidenheid in truien is vele malen groter dan we dachten.

We zijn er echter nog lang niet. Zeeuws Vlaanderen is op dit moment een nog bijna blanco stukje bij de visserstruien. We weten zeker dat er in Philippine en Breskens visserstruien werden gedragen, helaas is de kwaliteit van de beelden veel te slecht. Uit Graauw hebben we zelfs helemaal geen (slechte) foto's. Ook Bruinisse (toch een vissersplaats bij uitstek) is nog onontgonnen gebied.
Wie helpt ons verder met foto's en verhalen?

Ieder die ons heeft gemaild en nog op een antwoord wacht óf op een nieuw bericht op dit blog: vanaf volgende week klimmen we weer in de pen.