vrijdag 24 december 2021

donderdag 23 december 2021

Er was eens 5: Handel en wandel

In deze blogpost vliegen we samen door de geschiedenis van het breien in Europa en de Nederlandse geschiedenis. We doen dat heel summier omdat de verhalenlijn 'Er was eens' anders véél te lang zou worden.

Breiende madonna, Bertram van Minden begin 15e eeuw
Van; Wikipedia

De vroegste breiwerken in Europa worden gemaakt voor Spaanse koningshuizen door Arabische breiers. Het breien werd vermoedelijk ontwikkeld in Azië en/ of de Arabische landen nadat daar het spinnewiel was uitgevonden. Met dat spinnewiel kunnen de lange draden worden gefabriceerd die nodig zijn voor een breiwerk. (Het zou ook zo maar kunnen zijn dat het breien zich tegelijkertijd op verschillende plaatsen op de wereld heeft ontwikkeld. Zoiets gebeurt vaker in de geschiedenis van de mens.)

Volgens veel bronnen op het internet verschijnen tijdens de 80-jarige oorlog (1568 - 1648) en de Spaanse overheersing in de Nederlanden de eerste gebreide kledingstukken. Op het blog 'Nederlands gebreid' vinden we echter dat het eerste breiersgilde in de Nederlanden mogelijk al in 1429 in Tournai werd opgericht. Dat klinkt waarschijnlijk en zou qua tijd overeenkomen met de afbeelding hierboven van Bertram van Minden, een Duitse kunstschilder. Deze schilder leefde van ca. 1340- 1415 en was dus al zo bekend met de kunst van het breien dat hij een trui afbeeldt die wordt gebreid op 4 naalden. 

Via datzelfde blog komen we op het spoor van Irena Turnau en wat zij schrijft over de geschiedenis van het breien in het stuk 'The knitting crafts in Europe from the thirteenth to the eighteenth century'.  Hierin kun je lezen dat de Nederlanders beroemd waren om hun breiwerk en dat onder andere Engeland in de 16e eeuw gebreide handschoenen importeerde uit de Nederlanden. Ook vinden we dat algemeen wordt aangenomen dat het breien vanuit Nederland naar Scandinavië is 'geëxporteerd' (zie pagina 22 in het artikel).
Dit klopt met wat Annemor Sundbø schrijft in haar boek 'Koftearven': één van de oudste termen voor een 'kofte' is 'hollandsk truien'. Maar hoe kwamen die truien dan in Noorwegen terecht?

We zwaaien af naar de Nederlandse geschiedenis.
Een beetje een onderbelicht onderwerp in onze vaderlandse historie is de periode van de 'moedernegotie' of de Oostzeehandel. Deze Oostzeehandel ontstond in de 15e eeuw, bleef tot 1660 winstgevend en kwam voort uit de (haring)visserij. In een blogpost uit 2013 schrijven wel al over het haringkaken en dat dit waarschijnlijk in Biervliet, in wat nu Zeeuws-Vlaanderen is, werd uitgevonden. 
We komen in deze post ook op de Shetland-eilanden terecht (figuurlijk dan) en bij de Itse muts, een kledingstuk wat Annemor ook noemt in haar boek.

Itse muts, replica/ proefmodel
Collectie Stichting Zeeuwse Visserstruien

Terug naar de Oostzeehandel; onder andere graan, zout en hout werden verscheept en verhandeld.  Brouwershaven was bijvoorbeeld een doorvoerhaven voor zout naar de Oostzee. Maar: niet alleen Brouwershaven, bijvoorbeeld ook Middelburg, Veere, Arnemuiden en Zierikzee profiteren van deze handelsperiode. Een samenvatting over de Oostzeehandel kun je vinden op
Wikipedia. Er werden tijdens de bloeiperiode van de moedernegotie verschillende oorlogen gevoerd om die handel te kunnen controleren. Nederland was - afhankelijk van wie er aan de winnende hand was - bondgenoot van de Denen of van de Zweden. De Deense koning die de Sont beheerste was echter de belangrijkste bondgenoot tijdens de periode van de Oostzeehandel.

In 1536 houdt Noorwegen op te bestaan als zelfstandig land, Deense edellieden gaan het land besturen en dat duurt maar liefst tot 1814. Zo komen we weer terug bij de geschiedenis van het breien in Noorwegen en de 'nattrøje'. De Denen laten namelijk  breiers uit Nederland komen voor het vervaardigen van breiwerk. Eén van die Nederlanders is bijvoorbeeld 'Willumb Willumbsen' (bedenk dat er vaak geen eenduidige schrijfwijze was voor namen en woorden en de oer-Hollandse naam Willem Willemsen ligt op het puntje van je tong...). Willumb vestigt zich in Kopenhagen en vervaardigt breiwerk voor de Deens-Noorse markt. 

De Nederlandse controle over die Oostzeehandel was één van de aanleidingen tot de Nederlands-Engelse oorlogen. Tijdens één van die oorlogen voer Michiel de Ruyter naar Chatham (in 1667) voor een aanslag op de vloot van de Engelse marine in hun eigen haven - het spreekt nog steeds tot de verbeelding. Deze oorlogen zijn in de periode die we noemen in 'Er was eens 2', de periode waarin de 'nachttruien' populair zijn bij onder andere de Engelse, Noorse en Deense adel en waarvan bekend is dat deze truien niet alleen in Engeland werden vervaardigd, maar dat ze óók van elders werden geïmporteerd.
En nu lijken we de cirkel rond te kunnen breien en was het idee dat 'Michiel de Ruyter misschien al wel de voorloper van een visserstrui heeft gedragen' mogelijk helemaal zo gek nog niet.

Dit is de laatste blogpost voor dit jaar. Tijdens het zoeken naar 'de trui van Michiel' ;-) vonden we nog meer opmerkelijke en leuke dingen. Niet alleen over de visserstruien, maar ook over ander breiwerk uit de (Zeeuwse) streekdracht.

We zijn ons aan het beraden over hoe en waar we dat met jullie gaan delen.

Wordt vervolgd...



donderdag 16 december 2021

Er was eens 4: Damast breien

In de vorige aflevering noemen we het al even: damast breien. Annemor Sundbø gebruikt de term voor gebreide patronen in rechte en averechte steken. In Nederland vinden we dit begrip alleen op de website van Evelien Verkerk: Nederlands gebreid. We laten verschillende zoekmachines los op het damast breien, maar hoe we ook googelen en duckducken, veel meer dan dat komt er niet boven water.

Uitsnede van  Nattrøje, ca. 1880, het patroon in rechte en averechte steken is duidelijk zichtbaar
Bron: Norsk Folkemuseum - digitaal museum

Gelukkig is Stefanie niet voor één gat te vangen en besluit zij via FB contact op te nemen met Evelien. Die stuurt ons al heel snel een leuke e- mail terug en daarmee komen we verder.

Evelien schrijft:

"Voor zover ik mij herinner heb ik de term 'damast breien' voor het eerst gelezen in beschrijvingen van museumstukken bij musea die ik heb bezocht. Vanaf de 17e eeuw was Nederland fameus voor zijn verfijnd breiwerk waarbij tot begin 19e eeuw motieven vooral werden gebreid in rechte en averechte steken...
... Verder zijn er uit de 17e eeuw mannenjassen bekend in effen zijden damastbreiwerk uit Italië, zie dit artikel (PDF). Bij dit type gebreide mannenjassen wordt ook soms in twee kleuren, met gouddraad zelfs, brokaatweefsel nagebootst en zo werd ook damastweefsel geïmiteerd, wat allebei dure stoffen waren.
In de collectie van het museum in Deventer zit een fragmentje breiwerk met zijde en gouddraad waar ook rechte en averechte blokjes damastbreiwerk te zien zijn, volgens de archeoloog een stukje bisschopshandschoen"

Wat we hierboven lezen komt helemaal overeen met wat we de laatste tijd hebben gezien en gevonden. 
Daarmee kunnen we een tijdlijn gaan maken, een samenvatting van de Nederlandse (Hollandse) geschiedenis waarin we het door ons gezochte en onderzochte breiwerk een plaats gaan geven. Daarbij moeten we niet vergeten dat de Nederlanden in een deel van die geschiedenis groter was dan tegenwoordig. Door de eeuwen heen zijn de grenzen van verschillende landen, waaronder ook die van  Nederland, herhaaldelijk verschoven en verplaatst.

Evelien geeft ook tips over een aantal websites waar we verder kunnen lezen. Eén van de links leidt ons naar mitaines, mofjes en wantjes (waarover later meer) en via dezelfde website maar dan een andere link belanden we bij het boekwerk Praktische handleiding voor onderwijzeressen der aanvangs- of kinderscholen en die der vrouwelijke handwerken voor jeugdige meisjes van Alberdina Woldendorp. 
Dit is een dame die niet voor één gat is te vangen en die weet waar ze voor staat. In haar boek uit 1827 geeft zij aan dat 'Ofschoon holbreiden thans weinig meer in smaak is, blijft deze kunst evenwel toch zeer belangrijk in het vak van vrouwelijke handwerken' (p. 150).  Het 'holbreiden' (of ajour breien zoals we het nu noemen) komt uitgebreid aan bod in Het BeddenGoed van tante Zoet. Is dit een gevalletje 'toeval bestaat niet'? We wijden graag in een andere blogpost meer aandacht aan Alberdina.  


En daarmee gaan we ook terug in de tijd op dit blog. Al in 2013 vertellen we over Brouwershaven, over de truien die we daar vinden, onze vraagtekens daarbij en over het feit dat 'Brouw' in de 16e eeuw een doorvoerhaven was voor zout naar de Oostzee.

In hetzelfde jaar schrijven we een blogpost over haring en oorlog. Ook toen speelde de gedachte al dat gebeurtenissen in de geschiedenis van invloed zijn geweest op de verspreiding van visserstruien. Nu weten we dat dat inderdaad klopt, het lijkt er zelfs op dat het niet alleen geldt voor visserstruien, maar misschien ook over verschillend breiwerk van ons project 'Het GeriefGoed van tante Zoet'.

Volgende keer nemen we jullie daarom mee terug in geschiedenis: naar de moedernegotie, naar verschillende oorlogen en naar de tijd van Napoleon Bonaparte.

Wordt vervolgd...

donderdag 9 december 2021

Er was eens 3: De wijze van schrijven

Nattrøyer/ trøjer/ thrøyge/ thøie... het is niet zo gek dat we jaren geleden het spoor bijster raakten. Annemor noemt in haar boek 'Koftearven' zo'n tien verschillende schrijfwijzes waarvan 'truie' nog het meest op het hedendaagse Nederlandse woord 'trui' lijkt. Het ligt dus gelukkig niet helemaal aan ons dat we in eerste instantie niets vonden.

Het interessante is dat hóe iets wordt genoemd of geschreven de verwantschap tussen dingen mede kan aantonen. Dat blijkt ook als we verder lezen in het boek. De eerste 'algemene' Noorse truien werden  tryja, færøysk troggja (truien van de Faeröer), estisk troi (uit Estland) en hollandsk truien genoemd. Dat laatste hoeven we vast niet te vertalen.
We besluiten dat het spoor van de nattrøyer interessant genoeg is om het verder te volgen en we kruipen op de bank met een kop thee binnen handbereik en ons neus in het boek.

Tarjei Bjugsson Sagnskar
(foto uit genealogie album Gunnar Thune Drengsson)

We lezen en lezen... en vinden de foto hierboven. Deze man, Tarjei, is duidelijk al wat ouder en draagt een wat wij nu 'Noorse' trui noemen. De datum van de foto is onbekend, maar die is zeker van vóór 1896, omdat Tarjei toen overleed. Opmerkelijk en leuk is dat Tarjei de tweelingbroer is van Arne die op de tekening verderop staat, dat past in dit verhaal, twee 'schrijfwijzes' van hetzelfde genetische materiaal...

De nattrøyer waar het allemaal mee begon waren - zoals we in het vorige verhaal schreven - gebreid van zijde op hele dunne naalden. Ze waren rijkelijk versierd met borduurwerk wat er naderhand op werd aangebracht, maar hadden ook patronen in rechte en averechte steken.

Met de rechte en averechte steken komen we terug op de verwantschap tussen woorden, hoe iets wordt genoemd en wat dat dan betekent. Wat het dan weer ingewikkeld maakt is dat woorden nú een heel andere betekenis kunnen hebben dan woorden tóen. De term 'nachttrui' wil namelijk helemaal niet zeggen dat dit kledingstuk (alleen) 's nachts werd gedragen. In dit geval geeft het ook iets aan in de richting van 'thuis gedragen in de informele sfeer'. Denk hierbij bijvoorbeeld ook aan de woorden 'kamerjas', 'ochtendjas', 'badjas' en 'huispak'.
Het resultaat van het breien met zijde in rechte en averechte steken lijkt veel op geweven damast, de weeftechniek die in eerste instantie ook met zijde werd gedaan. Daaruit is de term 'damast breien' ontstaan in het Noors. De enige die we kunnen vinden in Nederland en de techniek zo noemt is Evelien Verkerk op haar blog 'Nederlands gebreid'. (Daarover later meer.)

Het zal jullie niet verrassen dat de ingebreide motieven niet alleen 'voor het mooi' waren. Ze moesten de drager of draagster (truien werden door mannen én vrouwen gedragen) beschermen tegen het kwade.
De zijden nachttruien werden gebreid in één kleur - we zien vooral rood en blauw - maar de erop geborduurde motieven hebben andere opvallende kleuren. 
Hoe uit de éénkleurige breisels de meerkleurige Noorse truien zijn ontstaan is niet duidelijk. Men weet alleen zeker dat ze vanaf het midden van de 19e eeuw in Noorwegen voorkomen. Daarmee verlaten wij het spoor naar de Noorse, meerkleurige truien en gaan we verder met het spoor van de 'monochrome' truien in rechte en averechte steken.

In 1848 wordt Arne Bjugsson Sagneskar geportretteerd door Adolph Tideman. We vinden de afbeelding onder andere terug in het genealogische album van Gunnar Thune Drengsson.


Op deze tekening is Arne te zien in een gebreide trui. Aan de ene kant is de vraag of de motieven gebreid zijn in rechte en averechte steken of dat die is gebreid in verschillende kleuren. Aan de andere kant is dat misschien niet eens zo interessant. Want: als de trui in rechte en averechte steken is gebreid lijkt dit verdacht veel op de bij ons zo bekende visserstrui. Maar: als de trui is gebreid in meer kleuren zou dit zo maar 'een andere schrijfwijze voor hetzelfde woord' kunnen zijn en lijkt die verdacht veel op de bij ons zo bekende visserstrui.

Wordt vervolgd...



donderdag 2 december 2021

Er was eens 2: De sweater-detective

In de tweede aflevering van de serie over Setesdal door Arne en Carlos maken we uitgebreid kennis met Annemor Sundbø. Deze dame is een wandelende encyclopedie als het om breien gaat en dan vooral om Noorse breiwerken.
Dat zij daarover zo veel weet is een groot toeval en ligt niet in de lijn der verwachting. Annemor kwam helemaal onverwacht in het bezit van een gigantische berg lompen, meer dan16.000 kg (geen tikfout en geen nul teveel). Zij kocht in 1983 namelijk een 'sjoddifabriek', waar - in dit geval wol - wordt gerecycled. De vorige eigenaar had nog wat voorraad laten liggen.

Annemor Sundbø
Bron: Gyldendal
FotoAstrid Snipsøyr, Gyldendal

Na enige tijd kwam Annemor er achter dat de oude eigenaar steeds van vooraf en bovenop de vodden hergebruikte. Dat betekent dat achterin en onderaan deze enorme berg wollen (kleding)stukken nog steeds de oudste delen liggen. Toen is haar belangstelling voor en de speurtocht naar de oude Noorse, gebreide kledingstukken ontstaan en is zij met een gedegen onderzoek begonnen.

Dát onderzoek past helemaal in ons straatje. Tijdens de uitzending toont Annemor namelijk een aantal Noorse truien en wijst tussen neus en lippen door een visserstrui aan. Dat vinden wij natuurlijk al hartstikke leuk, maar als zij de 'nattrøje' noemt als voorloper van de Noorse truien springen bij ons een heleboel laatjes open en zitten wij op het puntje van onze stoel. Dat zullen jullie begrijpen.
Hier vinden we misschien de ingang die meer dan zes jaar geleden voor ons onvindbaar was en gesloten bleef.

Wat meehelpt is dat we nu horen en zien dat de schrijfwijze van nattrøje nog al kan wisselen. Dan blijkt ook dat er eind 2015 al een artikel heeft gestaan in het Noorse vakblad voor streekdracht: Bunad. 
Als, áls we onze vorige zoektocht een jaar later waren begonnen hadden we misschien direct al meer gevonden. Helaas was dat niet zo, maar vinden we nu hopelijk alsnog waar we naar zochten...door een verregende namiddag in november.

Nattrøje, ca. 1880
Bron: Norsk Folkemuseum - digitaal museum

Het artikel 'Nattrøyer - våre eldste stikkegensere' vertelt over de zijden, op dunne pennen gebreide truien uit de periode 1650-1750. Daarvoor gaat de schrijver, Janne H. Arnesen, eerst bijna 1000 jaar terug in de tijd; er komen op afbeeldingen uit Europa in de 13e eeuw voor het eerst breiende mensen voor.
In de 15e eeuw wordt het voor de adel in Europa gebruikelijk om gebreide kousen, handschoenen/ wanten en mutsen te dragen en in de tweede helft van de 16e eeuw komen daar gebreide truien bij.

Elizabeth 1 door Levina Teerlinc, ca 1565
Bron: Wikipedia

Gebreide truien - dat kunnen ook exemplaren zónder mouwen zijn - verspreiden zich over Europa. In de koudere, noordelijke streken worden vaker truien mét mouwen gevonden. De garderobe van Elizabeth 1van Engeland (koningin van 1558 - 1603)  bevat gebreide truien, deels geïmporteerd uit Italië en deels gemaakt in Engeland. 
In de loop van de 17e eeuw worden de gebreide truien gemeengoed onder de Engelse adel en eind 17e, begin 18e eeuw worden ze ook populair bij de adel in Denemarken en Noorwegen.

In de tweede helft van de 18e eeuw raken de truien bij de Europese adel uit de mode. Dit kan te maken hebben met het feit dat de nattrøjer lokaal geproduceerd konden worden (zowel handbrei als (hand)machinebrei) en ze daardoor populair werden bij de lagere standen.

Het uitgebreide artikel vertelt nog veel meer, maar dat voert te ver voor dit blog. Het hele artikel is hier te vinden.

Jullie zullen begrijpen, onze interesse is gewekt. In aflevering 2 van de serie Norwegian Craft Traditions zien we ook dat Annemor een boek heeft uitgegeven over de gebreide nalatenschap van Noorse truien: Koftearven, je kunt er hier doorheen bladeren.

Bron: Gyldendal

Dit boek blijkt ook in Nederland verkrijgbaar en Anja besluit een exemplaar te bestellen. Welke informatie tante Post na enkele dagen bezorgd komt in het volgende blogbericht.

Wordt vervolgd...