maandag 18 februari 2013

Fabels en feiten - Allemaal beestjes

In de loop van ons onderzoek worden we steeds voorzichtiger over wat eventueel wel of niet zo was. Dat je iets niet vindt wil niet zeggen dat het er niet is. Dingen die je wél vindt zijn soms anders dan ze lijken. Zaken die in het verleden als 'feit' zijn gepresenteerd blijken nu toch anders te liggen. Het kan dus heel goed zijn dat we nu dingen niet vinden die er wel waren of zaken anders interpreteren dan ze geweest zijn. Wij staan altijd open voor nieuwe feiten en verhalen. Laat het ons vooral weten!

We maken weer een uitstapje naar de fabels en de feiten:

Eén van de verhalen die de ronde doen over het dragen van visserstruien is de volgende: 'Vissers dragen deze truien zodat ze herkenbaar zijn als ze zijn verdronken. De vinders kunnen het lichaam dan naar de plaats van herkomst terugbrengen óf de bewoners van die plaats inlichten.' Hoewel deze verklaring tegenwoordig overal voor waarheid wordt aangenomen, lijkt dit volgens ons eerder een romantische mythe dan een op waarheid berustend vaststaand feit.

Foto: Hans Geluk
Wij vragen ons af: hoe komt het dat wij tot nu toe geen enkel geval met naam en toenaam hebben kunnen vinden van identificatie aan de hand van een trui? Zoals gezegd: dat we iets niet vinden wil niet zeggen dat het er niet is. Bij ons onderzoekje naar het waarheidsgehalte van de bewering hierboven stuiten op de website van Gordon Reid uit Edinburgh. Hij houdt zich al meer dan 25 jaar bezig met ganseys. Ook hij heeft gezocht naar voorbeelden van verdronken vissers die herkend worden aan de hand van hun trui. Hij heeft geen gevallen kunnen vinden.

Twee punten roepen bij ons vragen op.
Als bovengenoemde veronderstelling klopt, dan zou elk vissersdorp langs zowel Noord-Franse, Oost-Engelse en Nederlandse kust een uniek, eigen patroon moeten hebben wat nergens anders voorkomt. We kunnen met zekerheid vaststellen dat een aantal patronen specifiek voorkomt in een bepaald gebied of dorp. Er zijn echter ook een groot aantal patronen die wijd en zijd verspreid zijn en die in verschillende gebieden en dorpen voorkomen. 

Dit is niet verwonderlijk als je bedenkt dat de haringkaaksters langs het hele kustgebied trokken. Zij probeerden verschillende patronen die ze onderweg tegen kwamen uit en deze werden ook onderling uitgewisseld. Hetzelfde deden de vissersvrouwen (die thuis breiden) en die naast hun favoriete familiepatroon ook wel eens wat nieuws wilden proberen. En wat te denken van een visser die in een ander dorp ‘introuwde’.. of in een ander vissersdorp een trui zag die hem wel aansprak?


Het tweede punt is van meer praktische aard.
Wat gebeurt er met een lichaam en de trui in zout water? De vissers die verdrinken en zich nog in of aan het schip bevinden zijn gemakkelijk te identificeren. Voor lichamen die binnen een paar dagen worden gevonden geldt dit ook. Meestal bevindt dit lichaam zich dan nog in de buurt van de plaats van verdrinking.
Dat een lichaam echter ook grote afstanden kan afleggen onder water blijkt uit het feit dat één van de opvarenden van de Baltic Sea (scheepsramp voor de Zeeuwse eilanden) wordt gevonden voor de kust van IJmuiden. Door DNA onderzoek volgt identificatie tegenwoordig dan alsnog. Dit kon een eeuw geleden nog niet.
Uit het feit dat het groot nieuws is als iemand wordt gevonden die 'los' op zee is verdronken blijkt hoe zeldzaam het vinden van een lichaam eigenlijk is.

Wat gebeurt er dan met een verdronken visser?
Een lichaam op land (zuurstof) zal sneller ontbinden dan een lichaam in water. Grofweg kun je zeggen dat (bij binnenwater) een lichaam in de zomer na twee dagen gaat drijven en in het voor-en najaar na drie tot veertien dagen. Zeewater is over het algemeen kouder dan binnenwater. Daardoor duurt het ook langer voor een lichaam boven komt.
De kleding die iemand aan heeft speelt hier bij ook een rol. Zware kleding (denk aan oliegoed) zorgt er voor dat een lichaam langer onder water blijft.


Tijdens het verblijf onder water kunnen aas-eters hun gang gaan. Zoals geldt voor dieren geldt het ook voor mensen. Een dood lichaam wordt opgeruimd (eten en gegeten worden). Binnen een paar dagen valt een lichaam ten prooi aan bijvoorbeeld vissen en garnalen.

Voordat de dieren bij het lichaam kunnen komen zullen ze zich eerst een weg door en tussen de lagen kleding moeten banen. Door deze vreterij en de invloed van het zeezout zullen de lagen kleding,  inclusief de trui, snel tot onherkenbare stukjes textiel vergaan.

Dit kan een verklaring zijn waarom we geen voorbeelden hebben kunnen vinden van vissers die werden geïdentificeerd aan de hand van hun trui. Of de stelling waar we mee begonnen 'waar' of 'niet waar' is kunnen we niet beantwoorden. Immers, dat we iets niet vinden wil niet zeggen dat het er niet is. Laten we zeggen dat we deze bewering minder waarschijnlijk vinden.

Bronnen: 

  • Blauw, het politievakblad, jaargang 4 nummer 19: Lichaam te water
  • Seamasters: Dood in de zee






1 opmerking:

Anoniem zei

Mooie foto van Hans Geluk(doet zijn naam eer aan).
Weet dat het zo gebeurd,maar vind het een naar verhaal zo voor het slapen gaan over verdronken mensen.
Hoop dat jullie nog interessant materiaal tegenkomen of binnen krijgen-veel succes!
groetjes,Truus uit Drenthe